Soorten vezels
Voedingsvezels zitten soms van nature in het product, maar vezels kunnen ook later zijn toegevoegd. Dat kan door de vezels uit vezelhoudende producten te halen. Dat noemen we geïsoleerde vezels. Geïsoleerde (toegevoegde) oligosachariden, zoals fructo-oligosachariden (FOS), galacto-oligosachariden (GOS) en onverteerbaar (resistent) zetmeel, worden ook tot de voedingsvezels gerekend. Er is veel discussie over de definitie van voedingsvezel omdat de eigenschappen van soorten vezels zo kunnen verschillen.
Oplosbaar en onoplosbaar
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen oplosbare (fermenteerbare) en onoplosbare (niet-fermenteerbare) vezels. Oplosbare voedingsvezels worden gebruikt als voedingsbron voor de bacteriën die daar voorkomen (darmflora). De bacteriën zetten de vezels om in gas en bepaalde zuren die goed zijn voor de zuurheidsgraad (pH) in de darm. Oplosbare vezels binden vocht in de darmen zonder dat de hoeveelheid ontlasting veel groter wordt. Dat kan diarree of dunne ontlasting verbeteren.
Onoplosbare voedingsvezels nemen in de darm vocht op, waardoor de ontlasting zacht en soepel wordt. Ook neemt het volume van de ontlasting toe en wordt de druk in de dikke darm lager. Obstipatie (verstopping) en darmkrampen kunnen daardoor verminderen. Grofweg bevatten graanproducten zoals brood, noten en zaden relatief veel onoplosbare vezels. Groenten, fruit en peulvruchten leveren juist veel oplosbare vezels. Ze zijn beide belangrijk.